Sociale zekerheid

Wanneer managementdiensten gefactureerd worden via een managementvennootschap dan zullen deze winsten niet onderworpen zijn aan sociale zekerheidsbijdragen. Wanneer de manager daarentegen in loondienst als bediende is aangeworven in de betrokken vennootschap, zullen er ongeveer 32% werkgeversbijdragen en 13,07% werknemersbijdragen verschuldigd zijn op het brutoloon.

De managementvennootschap is wel verplicht zich aan te sluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en is jaarlijks een vennootschapsbijdrage verschuldigd.

Als de manager zichzelf een bezoldiging toekent vanuit zijn managementvennootschap dan zal hij daarop ook sociale bijdragen (maximum 20,5%) verschuldigd zijn. Het voordeel is dat de sociale bijdragen voor zelfstandigen lager zijn dan bij bedienden. Daarnaast zijn de sociale bijdragen voor zelfstandigen ook geplafonneerd in tegenstelling tot bij de bedienden.

Een minimumbezoldiging uit de managementvennootschap halen is wel aan te raden aangezien één van de voorwaarden om te voldoen aan het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting eruit bestaat dat de zaakvoerder of bestuurder een minimumbezoldiging ontvangt van 45.000 euro per jaar. Daarnaast is het opportuun om een bezoldiging uit te keren omdat zo de inkomsten gespreid worden over de personenbelasting en vennootschapsbelasting. Hierdoor kan er zowel gebruik gemaakt worden van de laagste schijven in de personenbelasting als het tarief van de vennootschapsbelasting. Tot slot is het uitkeren van een te lage bezoldiging nefast voor de pensioenopbouw binnen de managementvennootschap.

Fiscaal

Personenbelasting versus vennootschapsbelasting

In de personenbelasting wordt er gewerkt met progressieve belastingschalen. Dit in tegenstelling tot de vennootschapsbelasting waar er met een vlak tarief gewerkt wordt.

Er moet wel rekening worden gehouden met een aantal extra wettelijke verplichtingen en kosten (oprichtingskosten, voeren van dubbele boekhouding…) die de oprichting met zich meebrengt. Daarom is het oprichten van een vennootschap pas aangewezen vanaf een voldoende hoge winst. Het tariefvoordeel moet immers minimum de oprichtingskosten en werkingskosten kunnen dekken van de vennootschap.

Beperking van de aansprakelijkheid

Aansprakelijkheid tegenover derden

In principe hebben de bestuurders en zaakvoerders geen aansprakelijkheid tegenover derden aangezien het de vennootschap is die aansprakelijk wordt gesteld voor fouten die worden toegerekend aan haar organen (art. 2:49 WVV).

Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de oprichtersaansprakelijkheid van de oprichters voor de verbintenissen van de vennootschap. De oprichters zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap, in geval van faillissement uitgesproken binnen de 3 jaar na de verkrijging van de rechtspersoonlijkheid, indien het aanvangsvermogen bij de oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar (Art. 5:15, Art. 5:16 (BV), Art. 7:17, Art. 7:18, Art. 7:19, Art. 7:20 en Art. 7:21 (NV) WVV).

Vervolgens is een zaakvoerder of bestuurder aansprakelijk tegenover derden voor schade als gevolg van een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen en verenigingen of van de statuten.

Aansprakelijkheid tegenover vennoten

Zowel tegenover derden als tegenover de vennootschap is een bestuurder of zaakvoerder is aansprakelijk voor schade die volgt uit een overtreding van het wetboek van vennootschappen en verenigingen of van de statuten. Ook hier kan de vennootschap uitzonderlijk de zaakvoerders of bestuurders aanspreken op buitencontractuele basis. Dit gebeurt wanneer de fout een tekortkoming inhoudt van de algemene zorgvuldigheidsplicht van iedereen en bovendien schade heeft toegebracht. Tussen de vennootschap en de bestuurder of zaakvoerder kan geen buitencontractuele vordering worden ingesteld tenzij zowel de fout als de schade buiten de uitvoering van het contract vallen. Vanaf de inwerkingtreding van het WVV zijn er maximumgrenzen op de aansprakelijkheid van bestuurders opgesteld.

Instrument voor successieplanning (in Vlaanderen)

  • Cfr. Successieplanning en schenkingen inzake familiebedrijven

Blijven verdienen tijdens uw pensioen

Wanneer u recht heeft op een pensioenuitkering (rust- of overlevingspensioen) dan mag u maar een beperkt bedrag aan beroepsinkomsten bijverdienen; zo niet verliest u het recht op uw pensioenuitkering. Een managementvennootschap kan hierin een oplossing bieden. Wanneer u zich slechts een beperkt loon toekent, kan u onder deze grens blijven. Dividenduitkering en huurinkomsten bijvoorbeeld zijn geen beroepsinkomsten en tellen dus niet mee voor de grens te bepalen. U moet wel rekening houden dat uw vennootschap niet zal kunnen genieten van het verlaagd tarief omdat er aan de bedrijfsleider een te lage bezoldiging zal worden toegekend.

Pensioenopbouw binnen de managementvennootschap

  • De eerste pijler voor pensioenopbouw bestaat uit het wettelijk pensioen.
  • Daarnaast is er de tweede pijler voor pensioenopbouw namelijk het aanvullend pensioen via de werkgever. Hieronder vallen onder meer het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ), de IPT-verzekeringen en de groepsverzekeringen. Een groepsverzekering of IPT-verzekering kan enkel afgesloten worden met een vennootschap (niet met een eenmanszaak).
  • De derde pijler voor pensioenopbouw bestaat uit het pensioensparen en de individuele levensverzekering.

Wanneer de bijdragen voor VAPZ, pensioensparen en individuele levensverzekeringen betaald worden door de vennootschap, dient er een voordeel alle aard te worden aangerekend aan de bedrijfsleider. De betaalde premie is aftrekbaar in de vennootschap terwijl het aangerekende voordeel belastbaar is voor de bedrijfsleider in de personenbelasting. Op dit voordeel alle aard zijn dan ook sociale bijdragen verschuldigd.

Een groepsverzekering is een verzekering afgesloten voor een categorie van werknemers van de vennootschap. De voorwaarden zijn voor elke werknemer gelijk en kunnen niet geïndividualiseerd worden zoals bij de IPT-verzekering.

Bij de IPT-verzekering moeten de premies aan een externe verzekeringsmaatschappij betaald worden; deze premie is aftrekbaar als ze voldoet aan de 80% regel. Dit betekent dat de premies aftrekbaar zijn indien de som van het wettelijk pensioen en het totaal aanvullend pensioen niet meer bedraagt dan 80% van de laatste normale bruto jaarbezoldiging in een normale loopbaan.