Gevolg gevend aan de vele vragen over de drempel van 25.000 euro voor de vrijstellingsregeling,
geven we nog meer verduidelijking voor de groepspraktijken die met onderaannemers werken: het zogenaamde verticaal samenwerkingsverband.

Met andere woorden: de groepspraktijk int de inkomsten van de patiënten en de zelfstandige zorgverstrekker ontvangt van de groepspraktijk een percentage op de omzet.

De groepspraktijk

  • Vraagt de vrijstellingsregeling aan als er in de praktijk niet-therapeutische behandelingen gebeuren door minstens 1 bestuurder met vennootschap, bediende of zelfstandige onderaannemer, ongeacht wie.
  • Beoordeelt de niet-therapeutische omzet op basis van alle inkomsten van de patiënten, ongeacht wat de zelfstandige zorgverstrekker in onderaanneming hiervoor krijgt.
  • Van zodra de niet-therapeutische totale omzet de drempel van 25.000 euro overschrijdt, wordt de praktijk de maand hiernavolgend BTW plichtig.

De individuele zelfstandige zorgverlener in onderaanneming (die een percentage op de omzet of een vaste vergoeding krijgt)

  • Vraagt voor zijn eigen vennootschap of eenmanszaak de vrijstellingsregeling aan als hij of zij zelf niet-therapeutische behandelingen doet.
  • Beoordeelt de niet-therapeutische omzet op basis van zijn eigen inkomsten die hij ontvangt van de groepspraktijk, vast bedrag of percentage, ongeacht wat de patiënt heeft betaald.
  • Van zodra de niet-therapeutische eigen omzet de drempel van 25.000 euro overschrijdt, wordt hij de maand daarop BTW plichtig.

Voorbeeld

Tandartsenpraktijk A
Met 2 zelfstandige tandartsen B en C die vergoed worden op 50% van de gerealiseerde omzet.
2 vennoten tandartsen, één met eigen vennootschap D die zijn vergoeding in zijn vennootschap ontvangt en één zonder vennootschap E die een loon uit de groepspraktijk trekt.

  • Tandartsenpraktijk A ontvangt van de patiënten voor bleaching van tanden 24.000 euro.
    Vraagt vrijstellingsregeling aan en blijft voorlopig onder de drempel van 25.000: vrijstelling BTW.
  • Tandarts B doet voor de praktijk A aan 10.000 euro Bleaching waarvan hij 50%, dus 5.000 euro ontvangt.
    De te beoordelen omzet voor tandarts B is 5.000 euro. Vraagt vrijstellingsregeling aan en blijft voorlopig onder de drempel van 25.000: vrijstelling BTW.
  • Tandarts C doet voor de praktijk A GEEN bleaching en enkel therapeutische behandelingen.
    Hij wordt niet (gemengd) Btw-plichtig, en moet GEEN vrijstellingsregeling aanvragen.
  • Vennoot D doet voor de praktijk A aan 10.000 euro Bleaching waarvan zijn vennootschap 50%, dus 5.000 euro ontvangt.
    De te beoordelen omzet voor tandarts B is 5.000 euro. Vraagt vrijstellingsregeling aan en blijft voorlopig onder de drempel van 25.000: vrijstelling BTW.
  • Vennoot E zonder vennootschap moet niets doen ongeacht hoeveel niet-therapeutische omzet hij haalt, waarbij de drempel van de groepspraktijk van 25.000 uiteraard nooit mag overschreden worden.

Wat is er van belang bij de niet-therapeutische omzet
• Alle behandelingen die ten behoeve van de gezondheid van een individuele patiënt zijn, zijn WEL therapeutisch.
• Alle behandelingen die in het RIZIV voorkomen of op doktersvoorschrift uitgevoerd worden, zijn WEL therapeutisch.
• Voor alle andere te beoordelen behandelingen – Vb. orthodontie bij plus 22 jarigen – dient de zorgverstrekker in het patiëntendossier bij te houden waarom de behandeling wel therapeutisch is.
Opmerking: Louter psychologische aspecten tellen NIET, behalve voor psychologen want die vallen onder een andere regeling.

Voorbeeld

Orthodontie

  • Alle behandelingen van patiënten tot 22 jaar zijn WEL therapeutisch, omdat er terugbetaling door de mutualiteit is.
  • Voor behandelingen van patiënten boven de 22 jaar moet de orthodontist de reden noteren waarom de behandeling wel therapeutisch zou zijn. Dus bv. omdat het tandvlees ontsteekt.

Kinesist

  • Individuele training van een geblesseerde patiënt is WEL therapeutisch
  • Groepstrainingen door kinesisten zijn NIET therapeutisch