Tips & Tricks
Afschaffing kwartaalvoorschotten BTW
Pro deo-diensten onderworpen aan BTW vanaf 01/04/2017
Volgens de huidige regelgeving zijn zowel de pro deo-diensten die door advocaten worden verstrekt in het kader van de tweedelijnsbijstand, als de pro deo-diensten verricht door gerechtsdeurwaarders in het kader van de rechtsbijstand, onderworpen aan het bijzonder nultarief.
Wegens een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie zal dit bijzonder nultarief voor de voorgenoemde diensten verdwijnen vanaf 01 april 217. Vanaf deze datum zal het normaal Btw-tarief van 21% van toepassing worden.
Er zal wel door de administratie worden aanvaard dat een ereloonstaat opgemaakt uiterlijk 31 maart 2017 nog aan het bijzonder nultarief mag worden onderworpen – ongeacht wanneer de betaling gebeurt.
Deze wijziging is ook van toepassing op de advocaten-stagiairs en de kandidaat-gerechtsdeurwaarders.
De bijzondere liquidatiereserve : actie voor 30 november 2015
Om het huidige roerende voorheffing op
uitkering van reserves via liquidatie of dividenden van 25% naar 10 of 15 % te
reduceren heeft de regering reeds 3 maatregelen in het leven geroepen. Indien u van de tijdelijke overgangsmaatregel (3) wenst te
profiteren, dient u dit voor 30/11/2015 te doen.
1) EENMALIGE MAATREGEL (reeds verlopen) : VASTKLIKDIVIDENDEN
De eerste maatregel bestond eruit dat u tot het boekjaar
31/12/2011, 31/03/2012, 30/06/2012 of 30/09/2012 via de zogenaamde
“vastklikdividenden” uw opgebouwde reserves aan 10% roerende voorheffing kon
omzetten in kapitaal, dat na 5 jaar aan 0% uitkeerbaar is. Dit
moest via de notaris verlopen. Deze maatregel is niet meer van
toepassing, maar wordt vermeld om de tijdelijke overgangsmaatregel te kaderen.
2) PERMANENTE MAATREGEL : LIQUIDATIERESERVE
Sinds het aanslagjaar 2015 is er enkel voor de KMO een
nieuwe permanente maatregel van toepassing: vanaf de boekjaren 31/12/2014, 31/03/2015,
30/06/2015 of 30/09/2015 kan men jaarlijks de winst van het boekjaar
na belastingen aan 10% afzonderlijke aanslag opzij zetten op een aparte
rekening “liquidatiereserve”. U kan nadien liquideren aan 0% of na 5 jaar
dividenden uitkeren aan 5% roerende voorheffing. De beslissing tot het aanleggen
van de liquidatiereserve gebeurt op de algemene jaarvergadering die doorgaans 5
à 6 maand na afsluitdatum valt. De afzonderlijk aanslag van 10% wordt
eenvoudigweg aangegeven in de aangifte vennootschapsbelasting. Dus
dit is nog steeds mogelijk voor de boekjaren die afsloten op 30/06/2015 en 30/09/2015.
3) TIJDELIJKE MAATREGEL TUSSEN 1) en 2): BIJZONDERE LIQUIDATIERESERVE
Voor de twee jaren die vallen tussen de oude en de nieuwe
regeling, nl 31/12/2012 & 31/12/2013, 31/03/2013 &
31/03/2014, 30/06/2013 & 30/06/2014 of 30/09/2013 & 30/09/2014,
is er voor de KMO een nieuwe maatregel in het leven geroepen: “de bijzondere
liquidatiereserve” Kort samen gevat betekent dit dat voor alle gevormde belaste
reserves van die boekjaren een liquidatiereserve kan worden aangelegd aan 10% bijzondere
aanslag. Voorwaarde is dat de reserves nog effectief aanwezig moeten zijn. Deze
bijzondere aanslag dient via een apart betaalformulier voor 30 november 2015
betaald te worden.
Opmerking : De bijzondere aanslag op de
liquidatiereserve voor het 2de overgangsjaar mag ook betaald te worden voor
30/11/2016, maar het is beter deze in één keer te betalen, wegens de startdatum
van de 5‐jarige uitkeringstermijn.
Dus wie wil genieten van deze
overgangsmaatregel dient uiterlijk voor 30/11/2015 de roerende voorheffing
Veranderingen in de aangifte personenbelastingen aanslagjaar 2015
Veranderingen in de aangifte
personenbelastingen aanslagjaar 2015
Het aangifteformulier van de personenbelasting aanslagjaar
2015 is onlangs verschenen.
Het zal niemand verbazen dat er opnieuw codes zijn bijgekomen, namelijk 43.
Dit is vooral te danken aan de gevolgen van de zesde
staatshervorming waarbij de codes van de federale belastingvermindering nog
steeds beginnen met cijfer 1 en voor de partner met cijfer 2, maar uitgebreid
worden met cijfer 3 en 4 voor de gewestelijke belastingvermindering. De meest
opvallende wijzigingen situeren zich in Vak IX en Vak XIV, maar hieronder geven
we kort een overzicht met de wijzigingen per vak.
Vak III. Inkomsten
van onroerende goederen
De rubriek “betaalde erfpacht- of opstalvergoedingen of
gelijkaardige vergoedingen” is overgeheveld naar Vak IX en behoort niet langer
tot Vak III. Een gewestelijke belastingvermindering wordt verleend indien het
een eigen woning betreft (code 3147) en voor een niet-eigen woning geldt een
federale belastingvermindering (code 1147/2147).
Vak IV. Wedden,
lonen en vervangingsinkomsten
Werkgeversaandelen
Om een belastingvermindering van 30% te genieten dienen deze aandelen 5 jaar in
het bezit te blijven (behoudens bij overlijden). Bij vervreemding binnen de 5
jaar wordt een gedeelte van de verkregen belastingvermindering teruggenomen. Vanaf
AJ 2015 wordt dit niet meer opgenomen in Vak IV onder de vorm van een belastbare
bezoldiging maar in Vak X als federale belastingvermeerdering (codes *366).
Overuren die recht geven op
een overwerktoeslag
Werknemers tewerkgesteld in de horeca en de bouw en daarvoor
overwerktoeslag ontvangen hebben recht op een belastingvermindering. De grens
bedraagt 130 overuren maar wordt opgetrokken tot 180 overuren in geval van:
Voor de horeca dient de werkgever gebruik te maken van een
geregistreerd kassasysteem dat bij de fiscale administratie is aangemeld.
Voor de bouw dient de werkgever gebruik te maken van een
elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem op tijdelijke en mobiele
bouwplaatsen.
Werkbonus
Vanaf 01/04/2014 is zowel het aanvullend belastingkrediet opgetrokken van 8,95%
naar 14,40% als het maximumbedrag van de werkbonus van 130 EUR naar 200
EUR(niet-geïndexeerde bedragen). De datum van toekenning bepaald welke code te
gebruiken (code *284 of *291).
Vak VII. Inkomsten
van kapitalen en roerende goederen
In vak VII worden nieuwe codes voorzien voor inkomsten
belastbaar aan de roerende voorheffing van 20% naast de bestaande van 10%, 15%
en 25%. Het betreft hier de dividenden verbonden aan VVPR-bis aandelen.
Aangezien deze aandelen ten vroegste uitgegeven zijn vanaf 1
juli 2013 en enkel de dividenden in aanmerking komen die toegekend zijn uit de
winstverdeling van het 2de boekjaar na dat van de inbreng zullen
deze nieuwe codes uitzonderlijk gebruikt worden in de aangifte AJ 2015.
Vak IX. Intresten
en kapitaalsaflossingen
Dit is het vak dat voor AJ 2015 de grootste wijzigingen
heeft ondergaan, en dit naar aanleiding van de zesde Staatshervorming. Het
gevolg is een bijna verdubbeling van de codes door de nieuwe fiscale
bevoegdheden voor de gewesten. Het eerste cijfer van de codes geeft aan of het
een federale bevoegdheid (begincodes 1 en 2) blijft of een gewestelijke bevoegdheid
(begincodes 3 en 4) wordt.
De gewesten zijn immers sinds AJ 2015 bevoegd voor het
verlenen van fiscale voordelen voor uitgaven voor “het verwerven of het
behouden van de eigen woning”.
Onder “eigen woning” wordt verstaan: de woning die u als eigenaar, bezitter,
erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker zelf betrok of niet zelf betrok om
één van de volgende redenen: beroepsredenen, redenen van sociale aard,
wettelijke of contractuele belemmeringen waardoor de woning onmogelijk zelf kon betrekken, of
de stand van de bouw- of verbouwingswerkzaamheden waardoor u de woning niet
zelf kon betrekken.
De federale overheid blijft bevoegd voor het verlenen van
fiscale voordelen voor uitgaven m.b.t. onroerende goederen andere dan de eigen
woning. Belangrijk ook hierbij is om te weten welke periode bestempeld kan
worden als eigen woning en/of een woning volledig of slechts gedeeltelijk als
eigen woning aanzien wordt in geval van het uitoefenen van de
beroepswerkzaamheid tijdens de belastbare periode. In beide gevallen zal er een
uitsplitsing moeten gemaakt worden tussen rubriek B en C.
Deze opsplitsing komt tot uiting in de aangifte in volgende
rubrieken.
Rubriek A: Intresten van
een groene lening
Hier komen de intresten van groene leningen die afgesloten
zijn in de periode 2009-2011 zowel voor de ‘eigen’ of ‘niet-eigen’ woning. Het
betreft een federale belastingvermindering van 30%.
Rubriek B: Uitgaven met
betrekking tot de eigen woning
Subrubriek B1 en B2 betreft de uitgaven (intresten,
kapitaalaflossingen en eventueel de premies van schuldsaldoverzekering) van
hypothecaire leningen gesloten vanaf 2005 die in aanmerking komen voor de “gewestelijke
woonbonus” mits de woning tijdens het belastbaar tijdperk 2014 nog steeds de
eigen woning was. Bedragen voor AJ 2015 zijn het basisbedrag van 2.280 EUR
verhoogd met 760 EUR voor de eerste tien belastbare tijdperken plus een
bijkomende verhoging met 80 EUR voor wie minstens drie kinderen ten laste had
op 1 januari van het jaar na dat waarin de leningovereenkomst is afgesloten.
Indien je NIET in aanmerking komt voor de gewestelijke
woonbonus, kan je gebruik maken van andere gewestelijke fiscale voordelen. De
subrubriek B3 betreft intresten van andere hypothecaire leningen (dan de woonbonus)
die recht geven op een gewestelijke belastingvermindering voor gewone of
bijkomende intresten. Vergeet hierbij niet
om het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen en de brutohuur– of huurwaarde van
de eigen woning te vermelden. Niet om dit te belasten, maar om de gewestelijke
belastingvermindering voor de bijkomende intresten en de nieuwe gewestelijke
‘belastingvermindering onroerende voorheffing’ te kunnen berekenen.
De subrubrieken B4 en B5 zijn kapitaalsaflossingen en
premies van schuldsaldoverzekering die in aanmerking komen voor de gewestelijke
belastingvermindering van het lange termijnsparen of bouwsparen.
Rubriek C: Uitgaven met
betrekking tot de niet-eigen woning
Rubriek C dient ingevuld te worden in die gevallen waarin de
betaling van uitgaven m.b.t. het
onroerend goed niet als “eigen woning” wordt gekwalificeerd.
Subrubriek C1 en C2 betreft
de uitgaven (intresten, kapitaalaflossingen en eventueel de premies van
schuldsaldoverzekering) van hypothecaire leningen gesloten van 2005 tot 2013 die
in aanmerking komen voor de “federale woonbonus” mits die voldeden aan de
voorwaarden voor de ‘aftrek enige en eigen woning’ maar waarbij de woning in
kwestie inmiddels niet langer de ‘eigen’ woning van de belastingplichtige is,
hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk.
Subrubrieken C3, C4 en C5 worden gebruikt voor de federale belastingvoordelen andere dan de federale woonbonus. Hier zijn de codes voor leningen van voor 1
januari 1989 voor sociale en middelgrote woningen geschrapt.
Vak X.
Belastingverminderingen
Werkgeversaandelen
Zie uitleg bij Vak IV bij werknemersbezoldiging. Deze zullen voortaan belast
worden als federale belastingvermeerdering i.p.v. als bijkomende
werknemersbezoldiging.
PWA-cheques -
dienstencheques
In tegenstelling tot inkomstenjaar 2013 (2 grensbedragen) geldt voor
inkomstenjaar 2014 het grensbedrag 920 EUR. Hierdoor verdwijnen er een viertal
codes.
Belastingvermindering voor
energiebesparende uitgaven
Tot vorig aanslagjaar was de onderverdeling van energiebesparende uitgaven
gebaseerd op de uitgaven voor één enkele woning of voor meerdere woningen.
Ofwel werd de totale uitgave ingevuld (één enkele woning) ofwel moest de
belastingplichtige zelf de berekening maken van de belastingvermindering die
betrekking had op meerdere woningen.
Vanaf AJ 2015 wordt dit een gewestelijke belastingvermindering
en geldt dit enkel nog voor de uitgaven voor dakisolatie. Hier dient de
belastingplichtige nu zelf de belastingvermindering te vermelden (30% van de
uitgaven met een maximum van 3040 EUR per woning per belastbaar tijdperk).
De voor in 2011 en 2012 betaalde uitgaven die in aanmerking
komen voor overdracht van belastingvermindering blijven federaal en vragen wel
nog de uitsplitsing naargelang de uitgaven betrekking hebben op één enkele
woning of op meerdere woningen.
Vak XI.
Belastingkrediet voor win-win leningen
Waar dit vroeger deel uitmaakte van Vak X is er nu een nieuw
vak bijgekomen om duidelijk te maken dat dit een belastingkrediet is en geen
belastingvermindering. Het werd vroeger ook behandeld als belastingkrediet.
Een belastingvermindering vermindert de belasting en kan die
hooguit tot nul brengen maar een belastingkrediet is ook terugbetaalbaar.
Vak XIV.
Buitenlandse bankrekeningen
Vanaf AJ 2015 is het niet meer voldoende om mee te delen of
de belastingplichtige (of iemand van zijn gezinsleden) titularis was van één of
meerdere buitenlandse rekeningen.
De bijkomende verplichting is ook de rekeningnummers, de
benaming van de buitenlandse kredietinstelling en het land te melden aan het
Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank (CAP) en dit uiterlijk op het
ogenblik dat hij zijn aangifte personenbelasting indient.
Vak XVI. Diverse
inkomsten
Loten Belgische
overheidsfondsen
Deze code (*175) is geschrapt omdat de laatste trekking plaatsvond op
17/05/2013, waarmee in AJ 2014 een einde kwam aan de Belgische lotenleningen.
Vergoeding voor plaatsing
GSM-mast
Door een arrest van het Grondwettelijk Hof zullen de bedoelde inkomsten
opnieuw belastbaar zijn als onroerende inkomsten en niet langer belastbaar zijn
als diverse inkomsten.
Meerwaarden op roerende
waarden en titels
De subrubriek B1 werd opgedeeld om de meerwaarden op roerende waarden en
titels te kunnen afzonderen. Door de zesde staatshervorming behoren de
belastingen op deze inkomsten tot de federale kas en werden de codes (*440 en
*441) gecreëerd.
Vak XVII.
Bezoldigingen van bedrijfsleiders
Werkbonus
Vanaf 01/04/2014 is zowel het aanvullend belastingkrediet opgetrokken van 8,95%
naar 14,40% als het maximumbedrag van de werkbonus van 130 EUR naar 200 EUR (niet-geïndexeerde
bedragen). De datum van toekenning bepaald welke code te gebruiken (code *284
of *291).
Vak XX.
Voorheffingen in verband met een zelfstandige beroepswerkzaamheid
Het belastingkrediet is vanaf AJ 2015 terugbetaalbaar en
niet langer overdraagbaar. Hierdoor verdwijnen de codes betreffende de
overdrachten van het belastingkrediet. De overdrachten van de vorige jaren
zullen vanaf AJ 2015 in rekening genomen worden en terugbetaald worden.
Geregistreerde kassa's (GKS): registratie tegen 28 februari 2015
Geregistreerde kassa’s (GKS): registratie tegen 28
februari 2015!
De invoering van het Geregistreerd
KassaSysteem (GKS) heeft een lange weg achter de rug. Ze werd ook
herhaaldelijk uitgesteld. In 2015 zal de implementatie ervan gefaseerd
verlopen.
De wetgever zegt dat de exploitant van een
inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt en de traiteur
die regelmatig cateringdiensten verricht, een ticket moeten uitreiken
met behulp van een GKS.
In een GKS registreert u al uw
horecaverrichtingen, niet enkel de restaurant- en cateringdiensten.
Elke belastingplichtige die een regelmatige
of occasionele maaltijdverstrekker is en waar verbruik ter plaatse
mogelijk is, zal zijn omzet moeten toetsen aan de 10%-regel.
Indien u als de omzet van uw restaurant- en
cateringdiensten 10% of meer bedraagt van de totale omzet van uw
horeca-activiteiten zal u verplicht zijn tot het gebruik van het GKS.
Als occasionele maaltijdverstrekker (lees:
minder dan de 10%-regel), bent u niet verplicht een GKS te gebruiken.
Wél moet u vanaf 01.01.2015 btw-bonnetjes
uitreiken voor de ter plaatste geconsumeerde maaltijden en bijhorende dranken.
U mag er natuurlijk voor kiezen vrijwillig een GKS
te gaan gebruiken. Dan moet u ook alle regels die ermee gepaard gaan, volgen.
Iedereen
die de 10%-grens overschrijdt moet zich ten laatste op 28 februari registreren
op de website van de FOD Financiën.
Een hulpgids loodst je stap voor stap door de
registratie. Bij laattijdige registratie loopt men volgens de fiscus kans op
extra controles.
Ondernemers kunnen enkel registreren op voorwaarde
dat de vestigingseenheden en bestuurdersfuncties (in vennootschappen) correct
staan.
Download PDF