De DBI-aftrek

Wanneer de managementvennootschap aandelen aanhoudt van haar exploitatievennootschap kan ze genieten van de DBI-aftrek voor ontvangen dividenden. Deze dividenden hebben namelijk reeds deel uitgemaakt van de belastbare grondslag van de uitkerende vennootschap, in dit geval de exploitatievennootschap. De aftrek voor definitief belaste inkomsten houdt in dat de dividend-ontvangende vennootschap het dividend voor 100% in mindering kan brengen van haar fiscaal te belasten resultaat. Om hiervan toepassing te mogen maken, moeten een aantal voorwaarden voldaan zijn:

  • Participatievoorwaarde: de aandeelhouder moet een deelneming hebben van minstens 10% of een deelneming hebben met een aanschaffingswaarde van ten minste 2.500.000 euro in de uitkerende vennootschap
  • Permanentievoorwaarde: de aandelen moeten gedurende een ononderbroken periode van minimum één jaar in volle eigendom zijn van de managementvennootschap of worden gehouden
  • Taxatievoorwaarde: de uitkerende vennootschap moet aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard.

Moeder-dochterrichtlijn

Op uitgekeerde dividenden door een Belgische vennootschap is normaliter roerende voorheffing verschuldigd. Artikel 106 §6 KB/WIB 1992 houdt echter een vrijstelling in van roerende voorheffing. Wanneer de uitkerende vennootschap een Belgische dochteronderneming is van de ontvangende moedervennootschap die gelegen is in de EER en die gedurende één jaar minimum 10% van de aandelen van de Belgische dochter bezit, dan zijn de uitgekeerde dividenden niet onderworpen aan roerende voorheffing.